Levensduur en servicefactor
Wat bepaalt de levensduur van een aandrijving en wat zegt een servicefactor hierover?
Levensduur:
De levensduur van een aandrijfcombinatie hangt af van een groot aantal factoren. Om een redelijke inschatting te kunnen maken van een levensduur, hebben we een aantal gegevens nodig.
Specificaties:
De fabrikant geeft vaak een aantal specificaties van een component. Dit kunnen zijn: het nominale koppel, het maximaal koppel, service life ofwel levensduur.
Toepassing:
Belangrijk bij het bepalen van de levensduur is de toepassing, hoe wordt de aandrijving ingezet. De factoren die meespelen:
- Zijn er veel start/stops, is er sprake van schokbelasting?
- Het aantal draaiuren per dag.
Hoe meer start/stops, hoe hoger de belasting of hoe meer draaiuren per dag, hoe hoger de waarde van deze factor wordt. Door vermenigvuldiging van deze waarden wordt een rekenfactor bepaald. Wat we doen met deze rekenfactor/waarde, komt later ter sprake.
Geleverde koppel:
Een combinatie motor met vertraging, levert een bepaald koppel. Dit is onafhankelijk of de betreffende vertraging dit wel of niet aan kan. Bij een klein vermogen motor met een zeer hoge vertraging kan het zijn, dat de combinatie meer koppel levert dan dat de vertragingskast aankan. Andersom kan het ook, dat de motor bij maximaal koppel nog onder het toelaatbare koppel blijft van een vertragingskast.
Gevraagde levensduur door de klant:
Hoe lang dient de aandrijving functioneel te blijven voordat revisie nodig is.
Servicefactor:
Om inzicht te geven in de levensduur van een motorcombinatie met vertraging, is de servicefactor in het leven geroepen.
Heeft deze factor de waarde 1, dan kan je uitgaan van de standaard levensduur opgegeven door de fabrikant bij nominaal gebruik. Dit wordt vaak uitgedrukt in draaiuren tussen 5.000 en 15.000 uur.
Wat is dan nominaal gebruik:
– 8 uur per dag draaien of 4 uur per dag draaien
– max. 4 start/stops per uur OF max. 32 start/stops per uur
– Uniforme belasting of Uniforme belasting
De servicefactor geeft aan in welke mate de gekozen combinatie en omstandigheden de levensduur beïnvloeden. Verkorten van de levensduur < 1 > verlenging levensduur. Bij een servicefactor < 0.6 wordt sterk aangeraden om een andere combinatie te kiezen. Voorbeeld bepaling van de rekenfactor, hier zijn tabellen voor:
– 8 uur per dag draaien:
– 16 start/stops per uur:
– Hoge schokbelasting:
Deze factoren vermenigvuldigd met elkaar geven een rekenfactor van 1.5. Dit betekent dat, indien je een combinatie wilt hebben die de gehele nominaal aangegeven levensduur meegaat, je een vertragingskast moet kiezen met een nominaal koppel dat 1.5 × hoger ligt dan het maximaal te leveren koppel van de combinatie. Of anders dien je te accepteren dat de aandrijving een levensduur heeft van 0.67 × nominaal. De waarde 0.67 is de servicefactor, waarmee de nominaal opgegeven levensduur verandert. Ook indien je nominaal belast en 8 uur per dag draait zonder schokbelasting kan de servicefactor anders zijn dan 1. Indien de combinatie 10 Nm kan leveren en de vertragingskast nominaal 8 Nm mag hebben: de servicefactor is dan 0.8.